Het jojo-effect
‘Hoe was het in godsnaam zover kunnen komen’, dacht hij bij zichzelf. Hij hijste zich uit bad en kon niet vermijden dat hij zichzelf in de spiegel zag. Met afschuw keek hij naar zijn lichaam, ‘was hij dit werkelijk !’
Hé, lange ! riepen ze vroeger altijd naar hem, of ‘smalle !’. Moet je nu eens kijken, het leek wel of ze hem opgepompt hadden, en daarna volgegoten met gelatine, maar, nee hoor, niemand had iets gedaan, het was wel degelijk zijn eigen lichaam, dat door zijn ongecontroleerde vreetbuien deze vreselijke vorm had aangenomen.
‘Ik ken dit lichaam niet meer, en het werkt ook niet meer naar behoren, ik zei eerder al dat ik me uit bad moest hijsen. Traag droogde ik me af, net gewassen en ik stond alweer te zweten, ik trok een T-shirt aan en wrong mezelf in een jeans.’ Alles plakte en spande, godverdomme! Een beetje karakter, jongen en dan zou het wel weer goed komen, ik had het immers nog al gedaan. Op mijn voeding letten, veel bewegen, fietsend en lopend de boodschappen doen. Het vergde meestal wat tijd, maar na een week of drie kwam ik dan in een ander ritme, en jawel, de kilo’s vlogen eraf. Maar deze keer lukte het mij niet goed.. Geen peptalk die me op kon krikken, ‘Als ik vermager kan ik weer in mijn motorpak, of durf ik weer naar het strand in mijn zwembroek, een ligzeteltje huren.’
Het leek allemaal zo ver weg en toch was dit allemaal nog niet eens zó lang geleden. “Het jojo-effect” noemden ze dat. Dat het mij geen moer kon schelen, kan ik niet zeggen, want dagelijks ondervind ik hinder van dit opgezwollen lichaam. Maar ik kan niet weerstaan aan al dat eten dat mij voor ogen komt, vooral vettigheid schijnt mijn verminkte metabolisme op prijs te stellen. Ik smeer zelfs boter op het gebak de zondagmorgen. Boterhammen worden niet gesmeerd, maar in lagen opgebouwd. Eerst een flinke laag koude boter of margarine, zo van die dieetrommel, waar zogezegd niets verkeerds inzit, maar volgens mij ook niks goeds natuurlijk. Afijn, de soort doet er niet zoveel toe, als het maar koud is, voor mij geen warme (lees kamertemperatuur) of zachte boter. Nee, goed koud en dan lagen opbouwen, choco, pindakaas, kaas, honing, allemaal apart of in het slechtste geval alles door mekaar. Zo’n boterhammetje of vijf, zes worden dan weggespoeld met koffie of thee al naar gelang de beschikbaarheid. Koffie heeft dan nog de eigenschap dat die het
lome volgevreten lichaam nog even kunstmatig vooruit stuwt.
Daar sta je dan bij het krieken van de dag. ‘Geeft dit je een goed gevoel, kan je zo lekker aan de slag ? Een verslaving is het, verdomme! Het is even vernietigend als om het even welke verslaving. Als je rookt is de kans dat je een vroegtijdige dood sterft niet denkbeeldig, maar als ik zo blijf vreten…. Tja.
Hier schrok ik toch wel een beetje van. Deze gedachte had mij reeds meer bezig gehouden. Misschien moest ik mijn (eet)verslaving gewoon omruilen voor een andere, maar ja, wat zijn de alternatieven. De alcohol, zo ingeburgerd in onze contreien was voor mij niet echt een optie. Overmatig drankgebruik leidde bij mij meestal tot rampzalige gevolgen, mijn lichaam schijnt dit gif niet echt te appreciëren , want na een avondje overmatig drankgebruik moet ik ’s anderendaags steevast de dokter laten komen, omdat ik het gevoel heb dat ik de pijp uitga. Dagen erna moet ik recupereren , en dat is mij één avondje plezier nou eenmaal niet waard, laat staan dit op dagelijkse basis te doen. Nee, dat heb ik niet van huis uit, want in mijn familie kenden ze er wat van. Mijn ouders hadden een hotel restaurant, dus daar moet ik geen tekeningetje bij maken zeker? Zowel mijn vader als mijn moeder lustten wel een slokje en ook oom en tante, die eveneens in de horeca hun boterham pleegden te verdienen dronken een stevig glaasje (mee). Maar de onbetwiste kampioen wastoch mijn vader, die zichzelf als een klinisch wonder beschouwde, omdat hij zoveel drank kon verstouwen, en toch nog over enige redelijke lichamelijke en geestelijke gezondheid beschikte. Mijn vader, die dikwijls zei:”Doe jij nou maar gewoon, dan doe je al gek genoeg” ook een favoriete uitspraak was: ”Als jij nog eens normaal wordt, dan wordt je weer gek
van blijdschap!” Nou, hoe hard ik ook probeerde normaal te doen, het lukte gewoon niet. Misschien was ik daarom ook altijd wel een beetje een vreemde eend in de bijt, een “van Hilst” die niet tegen drank kon moest wel een vreemde jongen zijn.
Hans
TERUG NAAR SCHRIJFSELS